Doodslag in het verkeer moeilijk te bewijzen

Doodslag in het verkeer moeilijk te bewijzen

Bij dodelijke verkeersongevallen, waarbij te hard, gevaarlijk of onder invloed van alcohol is gereden, vervolgt de officier van justitie steeds vaker voor doodslag (art. 287 Sr.). Dit is echter vaak niet te bewijzen voor de officier. De verdenking ‘doodslag in het verkeer’ wordt ingezet om de toepassing van voorlopige hechtenis (via de 12-jaarsgrond) mogelijk te maken. Zelden komt het voor dat de verdachte daadwerkelijk voor doodslag wordt veroordeeld.

Wat ons betreft is deze wijze van handelen van het OM in strijd met de beginselen van goede procesorde en het recht op een eerlijk proces. De verdachte wordt op oneigenlijke gronden in voorarrest gehouden.

In een interview met de Telegraaf uitte mr. J.J. van ’t Hoff zijn onvrede over deze wijze van optreden door het OM bij dodelijke verkeersongevallen:

Experts zeggen dat het Openbaar Ministerie met de verdenking van doodslag erg hoog inzet. „Bij doodslag in het verkeer moet aangetoond worden dat de bestuurder de bedoeling had een ander te doden”, zegt raadsman Joris van ’t Hoff, gespecialiseerd in verkeersstrafrecht. „Al rijdt iemand gevaarlijk en tientallen kilometers te hard; het wil dan nog niet zeggen dat die persoon bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat er sprake kan zijn van een ongeval met dodelijke afloop.”

Als voorbeeld noemt Van ’t Hoff het fatale ongeval waarbij op Koningsdag in Breda de 3-jarige Nassim Douiri overleed. De advocaat staat Elias A. (18) bij die op het moment van de botsing 80 kilometer per uur reed waar 30 was toegestaan. Justitie zwakte de aanklacht van doodslag twee weken geleden af naar dood door schuld, waar de rechtbank overigens ook een celstraf voor kan uitdelen.

> Lees het volledige artikel